Ik denk dat heel weinig mensen *visueel* waarnemen van een spectraallijn interessant gaan vinden, zoals Secci dat deed. De pioniers waren met name geinteresseerd in de fysieke samenstelling van sterren en nevels, en spectroscopie maakte dat mogelijk. In een pioniersituatie is het visueel vastleggen van de lijnen nog wel relevant omdat je nog steeds een van de eersten bent en dus veel laaghangend wetenschappelijk fruit kan plukken.
Wat het voor amateurs interessant maakt kan van alles zijn, bijvoorbeeld ook dat je weer wat nieuws doet. Maar het is wel een veel moeilijker onderwerp. Zonder natuurkundekennis zie je wat lijntjes, die kunnen bewegen. Wat het interessant maakt is dat die lijnen het gevolg zijn van allerlei extreme natuurkundige processen, die je dus life kan volgen.
Overigens zijn Nederlandse amateurs echt anders dan de buitenlandse. Afgelopen zaterdag wat oude Hemel en Dampkrings doorgebladerd, uit 1930 en een paar uit de 50-er jaren. In de H&D uit 1930 stond een artikelenreeks van een amateur die zelf een spiegel sleep. Hij begon met de weeklacht dat in Amerika en Engeland amateurs er geen probleem mee hadden om hun eigen spiegels te slijpen, maar dat dat in Nederland dus niet voorkwam, en hij daar niets van begreep.
Wat betreft het zelfdoen: men nam sterbedekkingen waar. En dat was het, over iets anders hadden ze het niet.
Qua weer waren mensen veel actiever. En spectakel: grote hagelstenen en windhozen.