Ook de sensortemperatuur moet redelijk (+-5 graden) hetzelfde zijn. Darks and Lights vormen een paar en Flats and Flat-darks vormen een separaat paar. Voor de goede werking moet de dark van elk paar onder de zelfde condities, belichtingstijd, temperatuur, gain als de lichtopname gemaakt zijn. Alleen dan hou je een bij toepassing van de dark een opname over die puur het licht hoeveelheid meet over.
De belichtingstijd van het light (paar) kies je zodanig dat de helderste nevels of cluster centrum de light opname niet overbelichtingen. Voor heldere objecten als M31 of M13 kom je op zoiets als 30 a 60 seconden. Voor andere deepskyobjecten kan je gaan tot een paar minuten.
Voor de flat probeer je ook de opname niet te overbelichten. Ga tot 50 a 70% pixelverzadiging. Dat komt in de praktijk neer op 0,5 seconden of 2 a 3 seconden. Bij verzadiging neemt de pixelwaarden een maximum waarde aan. Dat kan nabij 4096 zijn bij 12 bit system of 16384 (14 bit) of nabij 65535 bij 16 bit systeem. Is bij overbelichting de maximale waarde 65000, dan stel je de belichtingstijd zodanig in dat in het centrum de pixels een waarde bereiken van circa 40000.
Het beste stel je de camera in op een vaste unity gain of een normale ISO waarde.
ASTAP geeft de gemeten pixelwaarde aan onder in de statusbalk.
Han